Systeemwerking Als alle banden dezelfde bandenspanning hebben, is het toerental van alle wielen tijdens het rechtuitrijden in principe gelijk. Wordt van één van de wielen de bandenspanning lager, dan wordt de afrolomtrek kleiner. De ‘slappe band’ maakt tijdens het rechtuitrijden meer omwentelingen dan de banden die op de juiste spanning zijn. De soſt ware die nodig is voor de bandenspanningsbewaking is geïntegreerd in de ABS-regeleenheid. De ABS-sensoren meten van alle wielen de toerentallen. De ABS-regeleenheid vergelijkt de gemeten wieltoerentallen door de waarden van de diagonale wielen (LV + RA) op te tellen en te vergelijken met de som van de andere twee wielen (RV + LA). De meetwaarden van de diagonale wielen worden opgeteld en met elkaar vergeleken Zijn er geen lekke banden dan is de berekening (zie afbeelding): LV + RA = 2,5 + 2,5 = 5,0 omw/sec = RV + LA = 2,75 + 2,25 = 5,0 omw/sec. Als de toerentallen onderling te veel verschillen, zal de ABS-regeleenheid dit, via de CAN-bus, verzenden naar het instrumentenpaneel. Het instrumentenpaneel zal de waarschuwingslamp en eventueel de zoemer aansturen om de bestuurder te waarschuwen. Het systeem herkent dus wel dat er een band lek is, maar herkent niet welke band lek is. De bestuurder moet zelf controleren welke band lek is. Systeemeigenschappen Passieve bewakingssystemen hebben een aantal specifieke eigenschappen: • de werking is niet erg nauwkeurig • een verlies in bandenspanning tot 30% wordt meestal niet opgemerkt • het systeem werkt traag, vooral bij hoge snelheden • passieve bewakingssystemen zijn vaak alleen geschikt om te waarschuwen bij een ‘lekke band’. BANDEN EN WIELEN // 1 BANDEN 23 Pagina 22

Pagina 24

Scoor meer met een webwinkel in uw vakbladen. Velen gingen u voor en publiceerden spaarprogramma online.

CARS - Banden en Wielen Lees publicatie 6Home


You need flash player to view this online publication