9 Systeemkalibratie De regeleenheid moet weten wat de gewenste bandenspanning is en om welk wiel het gaat. Het systeem krijgt deze informatie door te ‘kalibreren’ (nauwkeurig afstellen). Het kalibreren moet volgens de voorschriſt en van de fabrikant worden uitgevoerd. Kalibreren is nodig als: • de bandenspanning is aangepast • een of meer wielsensoren zijn vervangen • de wielen onderling gewisseld zijn • de regeleenheid is vervangen. Het kalibreren gaat meestal met behulp van een programma in het instrumentenpaneel of multimediasysteem. Breng voor het kalibreren de banden op de juiste spanning. Soms gebeurt het kalibreren met een speciale tester of met een merktester (dealerwerkplaats). In sommige gevallen moet het systeem met een speciale tester gekalibreerd worden Foutmeldingen Bij bandenspanningsbewakingssystemen kunnen in een aantal gevallen foutmeldingen getoond worden. Bijvoorbeeld wanneer: • een reservewiel zonder sensor wordt gemonteerd • net de winterbanden zijn gewisseld en de klant met de zomerset in de koff erbak naar huis rijdt: het systeem ‘ziet’ negen sensoren en kan deze niet ‘plaatsen’. Houd rekening met deze foutmeldingen. Ook het wisselen van de wielen van voor naar achter en omgekeerd kan het systeem verwarren. 30 KERNTAAK ONDERHOUD Pagina 29

Pagina 31

Voor presentaties, online weekbladen en presentaties zie het Online Touch content management beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een online shop in uw gidsen.

CARS - Banden en Wielen Lees publicatie 6Home


You need flash player to view this online publication