Verandering van stroom De stroom (I) is afhankelijk van de spanning (U) en de weerstand (R). Het gedrag van de stroom in een schakeling loopt gelijk met het gedrag van de spanning in die schakeling. Dit gedrag is recht evenredig. Dit betekent: als de spanning twee keer zo groot wordt, wordt de stroom ook twee keer zo groot. Het gedrag van de stroom in een schakeling is tegengesteld aan het gedrag van de weerstand in die schakeling. Dit gedrag is omgekeerd evenredig. Dit betekent: als de weerstand twee keer zo groot wordt, wordt de stroom een half keer zo groot. Onthoud: • De stroom verandert recht evenredig met de verandering van de spanning, als de weerstand constant is. • De stroom verandert omgekeerd evenredig met de verandering van de weerstand. Een bepaalde spanning veroorzaakt een stroom. De stroom wordt dan begrensd door de weerstand in de stroomkring. De stroom is afhankelijk van: • de hoogte van de spanning • de hoogte van de weerstand. Als van spanning, stroom en weerstand er twee gegeven zijn, kun je met behulp van de wet van Ohm de derde uitrekenen. 3 A U ? 4 Ω Bereken de spanning. Gegeven: De weerstand is 4 Ω en de stroom is 3 A. Oplossing: U = I x R = 3 A x 4 Ω = 12 V. I ? 6 V 8 Ω Bereken de stroom. Gegeven: De weerstand is 8 Ω en de spanning is 6 V. Oplossing: I = U / R = 6 V / 8 Ω = 0,75 ampère. 16 KERNTAAK ONDERHOUD Pagina 15

Pagina 17

Scoor meer met een webshop in uw archief. Velen gingen u voor en publiceerden drukwerk online.

BW Autoelectronica 1 Lees publicatie 2Home


You need flash player to view this online publication